Karpervissen

Karper vissen

De Europese karper (Cyprinus carpio), ook wel gewoon karper, is een beenvis uit de orde van karperachtigen.
De vis kan tot 120 cm lang worden.

De karper is herkenbaar aan zijn 4 baarddraden, twee korte op de bovenlip, twee lange in de mondhoeken en de lange rugvin met zeer sterke eerste vinstralen.<p>

In de natuur kan hij 30 tot 40 jaar worden.

De verschillen worden met name bepaald door het schubbenpatroon; de schub- en wilde karper zijn normaal geschubd, de spiegelkarper heeft enkele abnormaal gevormde grote schubben, de rijenkarper een rij van zulke schubben horizontaal over de flank, de lederkarper heeft slechts enkele schubben en de huid is sterk verdikt, waardoor hij leerachtig aanvoelt, en de volschubspiegelkarper heeft de grote schubben van een spiegelkarper en is daarmee bijna volledig bedekt.

In Nederland komt in de Zaanstreek en de kop van Noord-Holland een wilde karpersoort, de boerenkarper voor gekenmerkt door een torpedovormig lichaam (geen knik tussen kop en rug) een eindstandige bek en bleke vinnen.

Fysiologisch wijken wilde karpers sterk af doordat het visvlees over het hele lichaam roodgekleurd is.

Daardoor hebben ze ook een groter uithoudingsvermogen en doordat het lichaam meer in balans is, zijn ze ook beweeglijker en daardoor moeilijker aan de hengel te vangen.

Ook komt in veel gebieden (Zeeland, Flevopolder en Haarlemmermeer) veel verwilderde karper voor met een wat meer afgeplat lijf, een lichte knik achter de kop en rode vinnen.

Deze karpers planten zich ook al generaties lang gewoon voort en zijn verwilderde nakomelingen van gekweekte karpers met een opmerkelijk uniform uiterlijk.